“DE ROTTERDAMSE CLUB MET EEN
V olkomen
O naantastbaar
C achet”
door Ir. A. v. Emmenes.
Op de vraag of het Rotterdamse V.O.C. eens een sterke eerste klasser, die zelfs een keer het kampioenschap veroverde maar thans uitkomend in de derde klasse, nog bestaansrecht heeft, kan het antwoord zonder enige aarzeling bevestigend zijn. Sterker nog: het zou als een zwaar en onherstelbaar verlies voor de Nederlandse voetbalgemeenschap moeten worden beschouwd als clubs als V.O.C. niet meer kunnen bestaan.
De club werd in 1904 gevormd door combinatie van Volharding (1895) en Olympia (1895), twee volkomen gelijksoortige clubs. En nu is het mooiste wat men van het tegenwoordige V.O.C. kan zeggen, dat de club door alle tijden heen en over hoogte- en laagtepunten haar eigen cachet heeft behouden. Een feit, dat het vermelden meer dan waard is, want de vereniging recruteert haar leden nu eenmaal - en wel altijd selectief - uit de kringen, die in de voetbalsport op de achtergrond zijn geraakt en waar men zich meer op andere sporten met name hockey, heeft toegelegd.
Bestaansrecht? Wat zou men denken van een club, die maar liefst 400 leden telt, o.w. 110 junioren en pupillen? Met 7 senioren-elftallen (w.o. 2 in de KNVB) en 5 junioren-ploegen? Dat is toch zeker een club, die speciaal in Rotterdam waar zij momenteel enig is in haar soort, in een dringende behoefte voorziet. V.O.C. - in eigen kring spreekt men deftig van Vee Oo Cee, doch overigens zegt men vrij algemeen “Fok” - heeft betere tijden gekend, het ware dwaasheid te ontkennen. Direct na de combinatie een sterke, altijd voor de eerste plaats meetellende tweede klasser, die b.v. in 1909 de Zilveren Bal won, ging de club in 1910 over naar de eerste klasse. Ietwat op het tweede plan staande achter het toen zeer sterke en populaire Sparta, ging V.O.C. zijn eigen weg, die in 1920 zelfs naar het kampioenschap leidde. In de tien jaren eerste klasseschap waren tal van vooraanstaande spelers van het toneel verdwenen, o.a. de uitmuntende spil Dirk van Prooye, doelman Hagen, Bronger en de gebr. v.d. Sluys, maar het vermaarde tweelingspaar Arnold en Anton Horburger had zich gehandhaafd in de als volgt samengestelde kampioensploeg: STeenhauer (doel), Weber en Boerdam (achter), Horburger, Vermaas en Horburger (midden), Jansen, Beyers, Dulfer, Weidema en v. Everdingen (voor). Dat elftal bereikte op eigen veld wonderbaarlijk goede prestaties in de kampioenscompetitie, o.a. een 7-1 overwinning op Be Quick en een 6-0 zege op Go Ahead en boze tongen hebben wel beweerd, dat de bezoekende clubs uit vorm waren, omdat de royale Rotterdamse gastheren hen op een overvloedige lunch hadden vergast. De uitwedstrijden (MVV was de vierde deelnemer) leverden echter met elkaar maar één punt op en V.O.C. eindigde op de tweede plaats achter Landskampioen Be Quick.
Dat waren mooie dagen voor de Rotterdammers met hun merkwaardige costuum: shirts met brede rode en zwarte dwarsstrepen, rode broeken. Later gingen de prestaties bedenkelijk zakken. Soms werd met grote moeite het terrein behouden, o.a. eenmaal door een strafschop in de verlening van de tweede beslissingswedstrijd tegen ADO, toen Groosjohan het hoofd koel hield en Quax passeerde. Wijlen voorzitter Dr. van Prooye, een verwoed pijproker, heeft ons wel eens verteld, dat er bij die wedstrijden menige pijp aan ging: stuk gebeten door deze zo kalme en bedaarde man in hyperspannende ogenblikken. V.O.C. hield het niet, degradeerde in 1928 - verdrongen door VSV - naar de tweede klasse en in 1931 zelfs naar de derde. Maar nu weer een typisch voorbeeld van blijmoedige levensvatbaarheid: in de derde klasse, waarin VOC nog steeds uitkomt, werd viermaal het kampioenschap behaald. Een keer, in 1944 was de club geen minuut meer van de tweede klasse verwijderd. In de wedstrijd Fortuna-VOC hadden de Rotterdammers aan een gelijkspel genoeg en minder dan een minuut voor tijd stond het nog 0-0. En daar verzeilde een Vlaardingse kopbal in het doel, niet V.O.C., maar Fortuna werd tweede-klasser! Zonder ons in de bewogen en roemrijke geschiedenis van deze club al te zeer te willen verdiepen, mogen toch enkele bijzonderheden en vooral enkele namen de revue passeren. Wij noemen Dirk van Prooye al een paar keer en inderdaad is hij de belangrijkste en grootste figuur geweest die V.O>C. ooit heeft gekend. Jarenlang spil en aanvoerder, heeft hij nadien als voorzitter zijn club grote diensten bewezen en tenslotte werd hij na zijn aftreden ere-voorzitter, die tot het laatst van zijn in 1942 zo plotseling eindigend leven toe met zijn oude club heeft meegeleefd, ook toen hij allang voorzitter van de KNVB was. Hij werd als praeses opgevolgd door Dr. Ir. Versteege, die 25 jaren bestuurslid van V.O.C. is geweest en 12 ½ jaar voorzitter en die thans ere-voorzitter is. De heer Versteege, die geruime tijd samen met zijn clubgenoot Dr. van Prooye lid is geweest van de Scheidsrechterscommissie van de KNVB en thans president-commissaris is van de N.V. Stadion Feyenoord, is zo vriendelijk geweest ons diverse bijzonderheden mee te delen, die wij in dit artikel hebben kunnen verwerken.
De bekendste spelers hebben wij terloops al vermeld. Tot international brachten het: Arn. Horburger (8), Bronger (1), J.v.d. Sluys (1), Beyers (1) en Groosjohan (14), met elkaar precies 25 wedstrijden. Ant Horburger bracht het niet verder dan tot reserve. Er is wel eens beweerd, dat hij na rust de plaats van zijn broer innam, maar de waarheid van dit gerucht heeft men nooit kunnen achterhalen, omdat de gelijkenis van dit tweelingpaar werkelijk verbluffend was. Voorzitter van de thans 57-jarige club is Mr. J.A. v. Everdingen, de oud-speler van het kampioenselftal en verder bestaat het bestuur uit heren T.C. van Eck (secretaris), A. Terwiel (penningmeester), Ir J. van herwaarden, D. Diederik, B. v. Slooten en H. Jongert. De naam Terwiel brengt de gedachte onmiddellijk op cricket. Deze sport beoefent VOC ook al sinds jaren en wel altijd in de eerste klasse, waarin het zich aardig handhaaft, al is het voor het komende seizoen ingedeeld in de eerste klasse B. De engelsman Percy East, juist deze dagen overleden, heeft zeer veel voor de cricket-afdeling gedaan en verder is Ruychaver, die na dertig jaren trouwe dienst zo pas als bestuurslid van de NCB heeft bedankt, één der voormannen op dit gebied geweest. Later vooral Arie Terwiel, van Quick (N.) gekomen en bekend als één van Nederland’s beste bowlers. Afgezien van de aantrekkelijkheid van deze sport zelf heeft men bij V.O.C. altijd veel waarde gehecht aan de beoefening er van omdat men daar in de zomer de band tussen de leden mee handhaaft.
En hoe is V.O.C.’s positie nu?
Nog steeds - wij wezen er al op - recruteert men zijn leden uit dezelfde kringen als 50 jaren en langer geleden. Men moet het bijna altijd van “eigen kweek” hebben en het tegenwoordige eerste elftal bestaat uitsluitend uit spelers, die als junioren bij V.O.C. zijn begonnen. Heel vroeger - zo omstreeks 1914 - heeft men enkele leden gekregen van het gelijksoortige Achilles, dat de strijd om het bestaan moest staken, maar in het algemeen heeft V.O.C. maar zelden versterking van andere clubs gehad. Groosjonan, die als jong speler van Sparta kwam, is één van de weinige voorbeelden van het tegendeel, evenals feitelijk ook de Horburgers (drie stuks, met inbegrip van broer Jim), die in hun jonge jaren voor het Haagse Quick speelden.
Hoezeer VOC zijn eigen cachet heeft bewaard, blijkt uit het feit, dat de spelers nooit ofte nimmer reiskosten declareren. Daarbij moet worden opgemerkt, dat de spelers bijna steeds meereizen met particuliere auto’s van de oude garde, die VOC trouw is gebleven. De heer Versteege behoort b.v. tot degenen, die nooit een wedstrijd overslaan, of het nu op het gezellige veld te Schiebroek is dan wel in Slikkerveer of in Sliedrecht of Gorcum. Men heeft de hoop dat VOC ooit weer in de tweede klasse komt, niet opgegeven. Dit seizoen bv. zou het hebben gekund, als men van het begin af aan de zaken beter had aangepakt. Men krijgt echter de spelers moeilijk tot een intensieve training en alleen als het werkelijk direct om de eerste plaats zou gaan of om de laatste plaats te ontlopen, komen ze wat vaker oefenen.
Van een hogere klasse dan de tweede is echter in de gegeven omstandigheden geen sprake meer, verzekert ons de ere-voorzitter. Gesteld al dat de club het nog eens zover zou brengen, zou het toch noodzakelijk zijn om de bakens geheel te verzetten, indien men zich daar zou willen handhaven. Dat zou het speciale cachet van V.O.C. geweld aandoen en daarom zal dat nimmer gebeuren. De club moet het tegenwoordig zuinigjes aan doen. De dames van de bestuursleden verrichten bij de thuiswedstrijd het controlewerk, omdat het loon van een controleur er niet af kan. Niettemin mag V.O.C. trots zijn op het bijzondere feit dat het de enige club in Rotterdam is, die zich eigenaar van haar terrein mag noemen. Het in het kampioensjaar verdiende geld werd daarvoor bestemd en … de hoogste recette aan de Schieweg is toch maar fl. 5500,- geweest!
V.O.C. heeft op de historische velden op de Heuvel en het Schuttersveld gespeeld, daarna kort aan de Pelgrimskade en vervolgens aan de Schieweg. Daar moest de club in 1926 verdwijnen wegens de stadsuitbreiding, maar tot de huidige dag is op de bewuste plek gronds nog nooit gebouwd! Na 1926 ging V.O.C. naar Schiebroek. In de oorlog werd alles gesloopt, maar de leden hebben voor een nieuw clubgebouw en een nieuwe tribune gezorgd.
De club heeft enkele trainers gehad o.a. Grobbe, Fermenoy, Dombi en Den Hartog, maar thans doet men het zonder oefenmeester. De bekende oud-scheidsrechter Van Welzenes, die behalve voor Xerxes en ASC ook voor V.O.C. heeft gespeeld, heeft nu en dan als mental trainer gefungeerd, en zeker niet zonder succes.
Het eerste elftal heeft thans zo ongeveer de volgende samenstelling: Dobbinga (doel); Van Leeuwen en Boshof (achter); Nieuwenburg, De Groot en Kok (midden); Grijseels, Roodenburg. Stas, Kok en v.d. Mijn (voor). Van deze spelers zijn allen aanvoerder Harry (“Skip”) Grijseels - zoon van de bekende oud atleet -, Nieuwenburg en De Groot even boven de 30, doch van de overigen zijn er vijf of zes nog geen 21 jaren. Een jonge ploeg dus, waar wel perspectief in zit. Het elftal heeft het er in de derde klasse goed afgebracht, maar ….. het had nog beter gekund. Overigens staan ook alle andere elftallen, met uitzondering van het vijfde, in de bovenste helft van de ranglijst. Bij de junioren bevinden zich diverse veelbelovende krachten, zodat V.O.C. niet aan de toekomst behoeft te wanhopen. Bovendien is de geest in de club best en elke maandag is er clubavond, waar steeds veel mensen komen.
Zo heeft V.O.C. door alle tijden heen zijn aparte plaats in de Rotterdamse voetbalgemeenschap behouden, mede door de uitstekende en tactvolle leiding van een wakker en actief bestuur. Deze leiding staat er borg voor, dat het volkomen onaantastbaar cachet van deze alom als zeer sympathiek bekend staande vereniging zal blijven bewaard. Een feit waarmee het Nederlandse voetbal zich geluk kan wensen, want het kan clubs als V.O.C. nog lang niet missen.