Eenige maanden geleden, het was nog in het begin van den zomer, vroeg een V.O.C.er aan mij: “Zeg, tennis je niet?” en ik moest helaas antwoorden: “Nee, ik tennis niet, maar zou wel graag willen. Weet je wat, als je eens probeerde een V.O.C.-tennisclub op te richten.
Genoemde V.O.C.er was het met me eens, dat het zoo kwaad nog niet zou zijn en beloofde me eens rond te kijken (het was toevallig een V.O.C.er, die nogal veel te vertellen heeft). Maar, de bewuste heer heeft het altijd akelig druk en ik was ook absoluut niet verwonderd, dat ik er nooit meer van gehoord heb.
Eenige maanden later vroeg een V.O.C.-aanhangster aan me: “Zeg, we gaan toch dansen deze winter?” en ik moest volmondig antwoorden: “Nou en reken maar.” Want zoo graag als onze eerste elftalspelers achter den bal aanhollen (ten minste als ze goed gehumeurd zijn), zoo graag
voel ik een heel glad dansvloertje onder m’n voeten. Ik trok dus zoo nu en dan eens een V.O.C.er aan z’n jas, om eens poolshoogte te nemen of er nou absoluut geen kans zou bestaan een V.O.C.-dansclub op te richten. Maar er werd niet veel acht op geslagen, want nou ja, als de club bestaat, doen ze natuurlijk mee, maar geen moeite moest je er van hebben. Ik dacht: loop naar de maan, ik speel het alleen wel klaar, en toen gebeurde iets wat nog nooit gebeurd was, ik besloot een stukje in het blaadje te schrijven. En of het nou goed of mooi of slecht is, laat ik aan lezers opinie over, voor mij is de hoofdzaak m’n doel te bereiken en een V.O.C. dansclub op te richten. Een dansclub waar je als V.O.C.ers en V.O.C.sters bij elkaar komt om een dol gezellige avond te hebben. Wie van de heeren V.O.C.ers neemt nu eens het initiatief tot het bijeen trommelen van een gezellige club.