Na enkele dagen van niets doen (op sportgebied dan ) konden alle V.O.C.- leden , jong en oud, hun lusten botvieren op de smalle ijzers. Na de bekendmaking , dat de Molentocht op zaterdag 15 januari gehouden zou worden, hebben bijna alle leden hun ijzertjes uit het vet gehaald, om deze unieke schaatstocht met hun aanwezigheid luister bij te zetten. Toen ik dan ook des morgens om 10 uur in Alblasserdam de schaatsen onderbond, was het bij de startplaats al ROOD ZWART wat de klok sloeg.
Het hele 10e voetbalelftal was zelfs in origineel tenue gekomen, in knalrode korte broeken en korte rood-zwart sokken (het vroor 21 graden.
Oom Arie Terwiel leek het toch wat te koud toe en wilde zijn lange trainingsbroek gaan halen, maar voor dat hij een woord uit kon brengen, duwde Max Ruizenaar hem al een cognacfles onder de neus en zelfs Oom Arie zwichtte hiervoor.
Wie zag ik daar….. Skip Grijseels met roodzwarte sjaal met Renée Schoonheim achter zich aan. Met lange slagen verdwenen ze aan de besneeuwde horizon. Ik heb altijd al gedacht, ijspret is verbroedering. Ook Jan Bekker was present en in witte cricketflannel met mammie en de peuters aan het bat, begon hij vol goede moed aan de tocht. Samen met de van der Eb’s, de gebroeders Kind en de kampioen van het vorig jaar Jan Willem Madsen, keerde ook ik het vriendelijke Alblasserdam de rug toe. Omdat er nogal goede rijders in onze groep zaten, reden we heel wat deelnemers voorbij. Bij de eerste controle, zagen we het hele 10e terug, hangend in een ‘koek en zoopje’ tent en leurkend aan de cognac. De heren waren in een dermate conditie, dat men van koude noch sneeuw iets merkte.
Kaarten af, laten stempelen en voort ging het alweer. De molens en boerderijen lagen er vredig bij in dit rustige winterlandschap. De van der Eb’s deden goed werk op kop, de wind was wat krachtiger geworden. Goudriaan kwam in zicht. De mensen juichten ons toe…., hup V.O.C. … hup…. hup. Het voltallige bestuur wachtte in Goudriaan ons op met erwtensoep.
De heer Neleman, ditmaal niet op de schaats, stond er met een verheugd gezicht bij te kijken, terwijl ook de verwarmde marsepein van Diederik er in ging als koek. Het was een oploop van jewelste. Vriend Luigi, met roodzwart shirt en groenwitte pet was ook present. En daar was de ijzersterke landbouwer van der Breggen, nog zo fris als een hoentje en hij vertrouwde me toe, dat hem het tochtje als V.O.C.-lid best beviel en maakte daarbij het hem bekende gebaar van ’geef me er nog maar eentje’.
Corni en Erdsie gaven het sein tot vertrek en de hele meute zet zich in beweging. Het eerste stuk reed ik met Bob Swarte en Cees Lindeboom, maar omdat deze een te sterk drang hadden om bij elke uitspanning zich te ontspannen, reed ik alleen door. Maar het duurde niet lang of Galtjo ‘nur du allein’ en good old Leo de Vries reden mij achterop. Ze hadden er goed het vaartje in en we reden nu met z’n drieën richting Alblasserdam. Nu eens Galtjo, dan ik weer op kop. Opeens riep Leo: ‘wie van jullie beide het eerste in Alblasserdam aankomt, krijgt een Maillot. Dat lieten wij ons geen tweede keer zeggen en weg waren we. Galtjo reed als een gek. Hij was het ook, die het eerste aan de finish kwam, gelukkig maar …, hij had een maillot nodig, ik niet.
(opnieuw is gebleken, dat Leo nooit met ‘blote’ handen komt. Red.)